Verklaring van Zijne Heiligheid de Dalai Lama ter gelegenheid van de vijftigste herdenkingsdag van de Tibetaanse Nationale Volksopstand
10 maart 2009
Vandaag is het de vijftigste herdenkingsdag van de vreedzame opstand van het Tibetaanse volk tegen de onderdrukking door Communistisch China in Tibet. Sinds maart vorig jaar zijn over heel Tibet verspreid vreedzame protesten uitgebroken. De meeste van de demonstranten waren jongeren die geboren en opgegroeid zijn na 1959 en die nooit een vrij Tibet hebben gezien of meegemaakt. Het feit echter dat ze gedreven werden door een sterke overtuiging om de Tibetaanse zaak te dienen, die al van generatie op generatie voortduurt, is een kwestie van trots. Het zal als een bron van inspiratie dienen voor hen binnen de internationale gemeenschap die een levendige belangstelling hebben voor de Tibetaanse zaak. Wij betuigen onze eer en geven onze gebeden aan allen die sinds het begin van onze strijd gestorven zijn, gemarteld werden, en vreselijke ontberingen hebben moeten doorstaan voor de Tibetaanse zaak, onder wie hen tijdens de crisis vorig jaar.
Rond 1949 begonnen Communistische strijdkrachten met het binnenvallen van Noordoost en Oost Tibet (Kham en Amdo) en tegen 1950 waren er meer dan 5.000 Tibetaanse soldaten gedood. Rekening houdend met de heersende situatie koos de Chinese regering een beleid van vreedzame bevrijding, dat in 1951 leidde tot de ondertekening van de 17-Punten Overeenkomst en de annexatie. Sindsdien staat Tibet onder de controle van de Volksrepubliek China. De 17-Punten Overeenkomst vermeldt echter duidelijk dat de buitengewone religie, cultuur en traditionele waarden van Tibet beschermd zouden worden.
Tussen 1954 en 1955 had ik in Peking ontmoetingen met de meeste van de hooggeplaatste Chinese leiders in de Communistische Partij, de regering en het leger, geleid door voorzitter Mao Zedong. Toen we manieren bespraken om de sociale en economische ontwikkeling van Tibet tot stand te brengen, en daarnaast de religieuze en culturele erfenis van Tibet te behouden, stemden Mao Zedong en alle andere leiders er mee in om een voorbereidend comité in te stellen om de weg vrij te maken voor de invoering van de autonome regio, zoals bepaald in de Overeenkomst, in plaats van een militaire administratieve commissie in te stellen. Vanaf ongeveer 1956 veranderde de situatie ten kwade door het opleggen van een ultralinks beleid in Tibet. Als gevolg daarvan werden de verzekeringen, die door de hogere autoriteiten waren afgegeven, in werkelijkheid niet geïmplementeerd. De met geweld ingevoerde zogenoemde democratische hervormingen in de Tibetaanse regios Kham en Amdo, die niet in overeenstemming waren met de omstandigheden op dat moment, resulteerden in immense chaos en vernietiging. In Centraal Tibet hebben Chinese functionarissen met geweld en met opzet de voorwaarden van de 17-Punten Overeenkomst geschonden en hun hardhandige tactieken namen met de dag toe. Deze uitzichtloze ontwikkelingen lieten het Tibetaanse volk geen alternatief dan op 10 maart 1959 met een vreedzame opstand te beginnen. De Chinese autoriteiten antwoordden met ongekend geweld, dat in de daaropvolgende maanden leidde tot het doden, arresteren en gevangenzetten van tienduizenden Tibetanen. In gevolg daarop ontsnapte ik in ballingschap naar India, begeleid door een kleine groep Tibetaanse regeringsfunctionarissen inclusief enkele Kalons (Ministers uit het Kabinet). Daarna vluchtten bijna honderdduizend Tibetanen in ballingschap naar India, Nepal en Bhutan. Tijdens de vlucht en in de maanden die volgden, kregen zij te maken met onvoorstelbare ontberingen, die nog altijd vers in het Tibetaanse geheugen gegrift staan.
Na Tibet te hebben bezet, voerde de Chinese Communistische regering een reeks repressieve en gewelddadige campagnes uit, waaronder democratische hervormingen, klassenstrijd, collectivisering, de Culturele Revolutie, de invoering van een staat van beleg, en meer recentelijk de patriottische heropvoeding en strike-hard-campagnes. Deze drongen de Tibetanen in zulk diep lijden en in zulke ontberingen dat zij letterlijk de hel op aarde ondervonden. Het directe resultaat van deze campagnes was de dood van honderdduizenden Tibetanen. De opeenvolging van Boeddhas Dharma werd verbroken. Duizenden religieuze en culturele centra, zoals kloosters, nonnenkloosters en tempels werden tot op de grond toe vernietigd. Historische gebouwen en monumenten werden vernield. Natuurlijke grondstoffen werden zonder uitzondering geëxploiteerd. Tegenwoordig is Tibets fragiele milieu vervuild, zijn er op grote schaal ontbossingen uitgevoerd en wordt het wildleven, zoals de wilde yak en de Tibetaanse antilope, met uitsterven bedreigd.
Deze vijftig jaren hebben onnoemelijk leed en vernietiging toegebracht aan het land en het volk van Tibet. Zelfs vandaag de dag leven Tibetanen in constante angst en blijven de Chinese autoriteiten hen voortdurend wantrouwen. De religie, cultuur, taal en identiteit, die opeenvolgende generaties Tibetanen waardevoller beschouwden dan hun eigen levens, worden tegenwoordig met uitsterven bedreigd; kort gezegd worden de Tibetanen gezien als criminelen die het verdienen om gedood te worden.
De tragedie van het Tibetaanse volk werd in 1962 uiteengezet in de aan de Chinese regering gerichte 70.000-karakter petitie van de Panchen Lama. Kort voor zijn dood bracht hij het opnieuw naar voren tijdens zijn toespraak in Shigatse in 1989, toen hij zei dat we onder Chinees communistisch bestuur veel meer hebben verloren dan we hebben gewonnen. Veel bezorgde en onbevooroordeelde Tibetanen hebben zich eveneens uitgesproken over de ontberingen van het Tibetaanse volk. Zelfs Hu Yaobang, de Communistische Partijsecretaris, erkende deze fouten duidelijk toen hij in 1980 in Lhasa arriveerde en hij de Tibetanen om vergeving vroeg. Veel ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur, zoals wegen, vliegvelden, spoorlijnen, enzovoort, die schijnbaar vooruitgang hebben gebracht in de Tibetaanse gebieden, werden in werkelijkheid uitgevoerd met als politiek doel de ver-Chinezing van Tibet en hebben geleid tot een enorme vernietiging van het Tibetaanse milieu en de Tibetaanse manier van leven.
Wat de Tibetaanse vluchtelingen betreft, zijn we succesvol geweest om ons in ballingschap opnieuw te vestigen. Dit hoewel we in eerste instantie met veel problemen te maken hadden, zoals grote verschillen in klimaat en taal en de problemen om in ons levensonderhoud te kunnen voorzien. Door de enorme vrijgevigheid van onze gastlanden, vooral India, konden Tibetanen zonder angst in vrijheid leven. We waren in staat om in ons levensonderhoud te voorzien en onze religie en cultuur te behouden. Wij konden voor onze kinderen zowel traditioneel als modern onderwijs verzorgen en konden hen betrekken bij inspanningen om de Tibetaanse zaak op te lossen. Er zijn ook andere positieve resultaten geweest. Een groter begrip van het Tibetaanse boeddhisme, met haar nadruk op mededogen, heeft een positieve bijdrage geleverd in veel delen van de wereld.
Onmiddellijk na onze aankomst in ballingschap ben ik in 1960 begonnen te werken aan het bevorderen van democratie binnen de Tibetaanse gemeenschap door het oprichten van het Tibetaanse Parlement in Ballingschap. Sindsdien hebben we geleidelijke stappen gezet naar democratie en vandaag de dag is ons bestuur in ballingschap ontwikkeld tot een volledig functionerende democratie met een eigen geschreven handvest en een wetgevend orgaan. Dit is iets waar we allen trots op kunnen zijn.
Sinds 2001 hebben we een systeem ingevoerd waarbij het politieke leiderschap van Tibetaanse ballingen direct gekozen wordt door middel van procedures die gelijk zijn aan deze in andere democratische systemen. Momenteel is de tweede periode van de direct gekozen Kalon Tripa (Voorzitter van het Kabinet) aan de gang. Als gevolg hiervan zijn mijn dagelijkse regeringsverantwoordelijkheden afgenomen en ben ik nu voor de helft met pensioen. Het werk voor de rechtvaardige Tibetaanse zaak is echter de verantwoordelijkheid van iedere Tibetaan, en zolang ik leef zal ik deze verantwoordelijkheid dragen.
Als mens is mijn belangrijkste verplichting het bevorderen van de menselijke waarden, dit is wat ik beschouw als de sleutelfactor voor een gelukkig leven op het niveau van het individu, de familie en de gemeenschap. Als een godsdienstbeoefenaar is mijn tweede verplichting de bevordering van interreligieuze harmonie. Mijn derde verplichting is natuurlijk de Tibetaanse zaak. Dit is in eerste instantie een gevolg van het feit dat ik een Tibetaan ben met de naam Dalai Lama, maar belangrijker is dat het een gevolg is van het vertrouwen dat Tibetanen zowel binnen als buiten Tibet in mij gesteld hebben. Dit zijn de drie belangrijke verplichtingen die ik altijd in gedachten houd.
Naast het zorgen voor het welzijn van de Tibetaanse gemeenschap in ballingschap, iets wat ze goed hebben gedaan, is het de belangrijkste taak van de Centrale Tibetaanse Regering geweest om te werken naar een oplossing voor de Tibetaanse zaak. Nadat we in 1974 de voor beide partijen nuttige Middle way approach hadden ontworpen, waren we klaar om te reageren op Deng Xiaoping toen hij in 1979 gesprekken voorstelde. Er werden vele gesprekken gevoerd en er werden onderzoeksdelegaties uitgezonden. Deze brachten echter geen concrete resultaten en de formele contacten werden uiteindelijk in 1993 afgebroken.
In 1996 en 1997 voerden we vervolgens een opiniepeiling uit onder de Tibetanen in ballingschap, en verzamelden waar mogelijk suggesties uit Tibet, over een voorgesteld referendum waarmee het Tibetaanse volk naar volledige tevredenheid de toekomstige koers van onze vrijheidsstrijd kon bepalen. Gebaseerd op de uitkomst van het referendum en de suggesties uit Tibet besloten we de Middle way approach voort te zetten.
Sinds de opnieuw tot stand gekomen contacten in 2002 hebben we een beleid gevolgd van één officieel kanaal en één agenda en hebben wij acht gespreksrondes gevoerd met de Chinese autoriteiten. Als gevolg hierop hebben we een Memorandum over Ware Autonomie voor het Tibetaanse Volk gepresenteerd. Dit memorandum legt uit hoe aan de voorwaarden voor nationale regionale autonomie, zoals in de Chinese grondwet uiteengezet wordt, tegemoet kan worden gekomen, door de volledige invoering van haar wetten over autonomie. De Chinese volharding dat we moeten accepteren dat Tibet sinds de oudheid deel van China heeft uitgemaakt, is niet alleen onwaar, maar ook onredelijk. We kunnen het verleden niet veranderen of het nu goed of slecht was. Het verdraaien van de geschiedenis voor politieke doeleinden is incorrect.
We moeten naar de toekomst kijken en werken in ons wederzijds belang. Wij Tibetanen zoeken naar een legitieme en betekenisvolle autonomie, een regeling die Tibetanen in staat stelt om binnen het kader van de Volksrepubliek China te leven. Het vervullen van de aspiraties van het Tibetaanse volk zal China in staat stellen om stabiliteit en eenheid te realiseren. Van onze kant maken we geen aanspraken gebaseerd op de geschiedenis. Terugkijkend in de geschiedenis is er tegenwoordig geen enkel land in de wereld, inclusief China, waarvan de territoriale status altijd onveranderd is gebleven, noch kan deze onveranderd blijven.
Onze aspiratie dat alle Tibetanen samengebracht worden onder één enkel autonoom bestuur valt geheel binnen de doelstelling van het principe van nationale regionale autonomie. Het vervult ook de fundamentele behoeften van het Tibetaanse en Chinese volk. De Chinese grondwet en andere gerelateerde wetten en reguleringen vormen geen enkel obstakel hiervoor en veel leiders van de Chinese Centrale Overheid hebben deze ware aspiraties geaccepteerd. Toen Premier Zhou Enlai de 17-Punten Overeenkomst ondertekende, erkende hij dat dit een redelijk verzoek was, maar niet het juiste moment om het in te voeren. Toen in 1956 het Voorbereidend Comité voor de Tibetaanse Autonome Regio werd ingesteld, wees Vicepremier Chen Yi op een kaart en zei hij dat indien Lhasa tot hoofdstad van de Tibetaanse Autonome Regio gemaakt zou kunnen worden, inclusief van de Tibetaanse gebieden binnen de andere provincies, het zou bijdragen aan de ontwikkeling van Tibet en de vriendschap tussen de Tibetaanse en Chinese nationaliteiten. Dit was een opvatting die gedeeld werd door de Panchen Lama en veel Tibetaanse kaders en geleerden. Als Chinese leiders enige bezwaren tegen onze voorstellen hadden gehad, dan hadden ze daar argumenten voor kunnen leveren en alternatieven voor onze voorwaarden kunnen suggereren, maar dat hebben ze niet gedaan. Ik ben teleurgesteld dat de Chinese autoriteiten niet hebben geantwoord op onze oprechte inspanningen om de principes van een betekenisvolle nationale regionale autonomie voor alle Tibetanen in te voeren, zoals uiteengezet in de grondwet van de Volksrepubliek China.
Los van het feit dat het huidige Chinees-Tibetaanse dialoogproces geen concrete resultaten heeft geboekt, vond er een wreed hardhandig neerslaan van Tibetaanse protesten plaats, wat geheel Tibet sinds maart vorig jaar heeft geschokt. Daarom werd in november 2008 een Speciale Bijeenkomst van Tibetanen in Ballingschap bijeengeroepen om de publieke opinie te raadplegen welke toekomstige actierichting we zouden moeten volgen. Er werden inspanningen verricht om suggesties te verzamelen, voor zo ver mogelijk ook van Tibetanen in Tibet. De uitkomst van dit gehele proces was dat de meerderheid van de Tibetanen nadrukkelijk de voortgang van de Middle way approach steunt. Daarom volgen we dit beleid nu met groter vertrouwen en zullen we doorgaan met onze inspanningen om een betekenisvolle nationale regionale autonomie voor alle Tibetanen te bereiken.
Sinds onheugelijke tijden zijn het Tibetaanse en Chinese volk buren geweest. In de toekomst zullen we ook samen moeten leven. Het is daarom voor ons zeer belangrijk om samen in vriendschap met elkaar te leven.
Tijdens de Kuomintang-periode, en vooral sinds de bezetting van Tibet, hebben de Chinese Communisten vertekende propaganda over Tibet en haar volk gepubliceerd. Als gevolg hiervan zijn er onder de Chinese bevolking erg weinig mensen die een waarheidsgetrouw begrip hebben over Tibet. Feitelijk is het erg moeilijk voor hen om de waarheid te vinden. Er zijn ook ultralinkse Chinese leiders die sinds afgelopen maart enorme propaganda-inspanningen hebben ondernomen met de bedoeling om het Tibetaanse en Chinese volk uit elkaar te drijven en vijandigheid tussen hen te creëren. Het is triest dat als resultaat hiervan er een negatieve indruk over Tibetanen is ontstaan in de geesten van onze Chinese broeders en zusters. Daarom, zoals ik herhaaldelijk eerder heb verzocht, wil ik opnieuw onze Chinese broeders en zusters verzoeken zich niet door zulke propaganda te laten beïnvloeden, maar in plaats daarvan te proberen om de feiten over Tibet onvooringenomen te ontdekken, om zo verdeling tussen ons te voorkomen. Tibetanen moeten ook verder blijven werken aan vriendschap met het Chinese volk.
Terugkijkend op vijftig jaar in ballingschap zijn we getuige geweest van veel goede en slechte momenten. Het feit echter dat de Tibetaanse zaak levend is en de internationale gemeenschap er een groeiende interesse in krijgt, is een prestatie op zich. Vanuit dit perspectief gezien heb ik geen twijfel dat de rechtvaardigheid van de Tibetaanse zaak zal zegevieren, zolang we doorgaan met het volgen van het pad van waarheid en geweldloosheid.
Nu we vijftig jaar in ballingschap herdenken is het heel belangrijk dat we onze diepe dankbaarheid uitdrukken aan de regeringen en bevolkingen van de verschillende gastlanden waarin wij leven. Niet alleen houden wij ons aan de wetten van deze gastlanden, maar wij gedragen ons op een manier dat wij deel zijn gaan uitmaken van deze landen. Op vergelijkbare wijze moeten we bij onze inspanningen voor de Tibetaanse zaak en het behouden van de religie en cultuur, werken aan onze toekomst visie en strategie door te leren van onze eerdere ervaringen.
Ik zeg altijd dat we op het beste moeten hopen, en voorbereid moeten zijn op het slechtste. Of we er naar kijken vanuit het mondiale perspectief of in de context van de gebeurtenissen in China, er zijn redenen voor ons om te hopen op een snelle oplossing voor de Tibetaanse zaak. We moeten ons zelf echter ook goed voorbereiden voor het geval dat de Tibetaanse strijd nog een lange tijd doorgaat. Daarom moeten we ons primair richten op het onderwijs van onze kinderen en op het opleiden van deskundigen op verschillende gebieden. We moeten tevens bewustzijn creëren voor het milieu en gezondheid, en we moeten het begrip vergroten voor de uitvoering van geweldloze methoden onder de gehele Tibetaanse bevolking.
Ik wil deze gelegenheid gebruiken om mijn oprechte waardering te betuigen aan de leiders en het volk van India, evenals aan de Centrale Regering en de Staatsoverheden, die gedurende de laatste 50 jaar ondanks problemen en obstakels die zich hebben voorgedaan, onschatbare steun en assistentie hebben geleverd aan de Tibetanen in ballingschap. Hun vriendelijkheid en generositeit zijn onmeetbaar. Ik wil ook mijn dank betuigen aan de leiders, regeringen en mensen van de internationale gemeenschap, evenals aan de verschillende Tibet Support Groepen, voor hun onwrikbare steun.
Mogen alle levende wezens leven in vrede en voorspoed.
De Dalai Lama
10 maart 2009