Fang Lizhi had gelijk wat Tibet en China betreft
De Chinese fysicus, dissident en lid van ICT Internationale Raad van Adviseurs, Fang Lizhi, stierf vrijdag op 76-jarige leeftijd in Tucson, Arizona
Op 6 april 2012 overleed Fang Lizhi, een prominente pleitbezorger voor democratie in China en befaamd denker, in Tucson, AZ. Hij was gedwongen om in 1989 naar de Verenigde Staten te vluchten in de nasleep van het hardhandige optreden van de Chinese autoriteiten tegen de democratiseringsbeweging in China.
Naast zijn welbekende inspanningen voor democratie en vrijheid in China, was hij ook een Chinese intellectueel, die een goed inzicht had in de essentie van het Tibetaanse probleem. Een van zijn manieren om zijn bezorgdheid over het lot van het Tibetaanse volk tot uiting te brengen, was door deel uit te maken van de Internationale Raad van Adviseurs van International Campaign for Tibet.
In 1991, een paar jaar nadat hij naar de Verenigde Staten was gekomen, sprak Fang een conferentie toe over de kwestie van Tibet in New York. Het was waarschijnlijk de allereerste van een dergelijke dialoog tussen Chinezen en Tibetanen. Wat hij toen zei, geldt zelfs nu nog.
Er zijn Chinese mensen die van mening zijn dat Tibetanen mogelijk geleden hebben onder het huidige regime, maar dat heeft het Chinese volk ook. Fang had dit te zeggen over deze kwestie. “Tibet heeft veel geleden tijdens de jaren van overheersing door de Chinese Communistische Partij, net als de hele Volksrepubliek China. Maar de culturele en religieuze levenswijze van Tibet is veel ernstiger aangevallen door de communistische partij, dan de tradities van de Han-cultuur. Toch is de Tibetaanse cultuur er in geslaagd om te overleven. Zij lijkt een grote veerkracht te hebben”.
Op de vraag of de mensen in Tibet beter af zijn in een democratisch China, zei Fang: “We willen allemaal democratie. Maar zal democratie de interactie tussen de verschillende sociale groepen meer harmonieus maken, of minder? Een verandering in de richting van echte democratisering is een noodzakelijke voorwaarde voor een dergelijke harmonie, maar het is geen voldoende voorwaarde op zich. Met andere woorden, wij hebben in ieder geval democratie en mensenrechten nodig als we een manier willen vinden om vreedzaam samen te leven, maar er is meer nodig.”
Hij ging door met uit te weiden over de “iets meer”, die benodigd was door te spreken over het discriminerende beleid van de Chinese autoriteiten tegenover niet-Chinezen. Fang zei: “De Chinese Communistische Partij heeft altijd de nationalistische gevoelens onderdrukt onder de etnische groepen, die deel uitmaken van de Volksrepubliek China. Han nationalisme wordt beschouwd als goed, maar nationalisme van minderheden wordt bestempeld als “separatisme” en “contra-revolutionair.” Net als in Oost- Europa en de Sovjet-Unie in de afgelopen decennia, is het communisme de ondergrondse drijfveer van diverse gevoelens van nationalisme. De oplossing van de Communistische Partij voor het probleem van verschillende minderheden, is hun gevoel van uniekheid te maskeren en elke uiting van nationalisme te verbieden. Op de lange termijn is dit geen oplossing. Zolang de een-partij heerschappij van de Communistische Partij duurt, zullen etnische conflicten blijven bestaan.”
Als we kijken naar het repressieve beleid van de Chinese autoriteiten ten opzichte van Tibetanen, kunnen we zien dat deze uiteenzetting van Fang niet alleen in het verleden gebeurd is, maar tot op de dag van vandaag het Tibetaanse volk overkomt.
Niettemin bepleit Fang de dialoog als manier om conflicten op te lossen. Teneinde zowel Tibetanen als Chinezen aan te sporen elkaar beter te begrijpen en om vertrouwen en geloofwaardigheid op te wekken, zei hij: “Ik denk dat we ons niet moeten terugtrekken in onze eigen hoek en elkaar argwanend van een afstand bekijken. We moeten een omgeving creëren waarin we de problemen die zich voordoen kunnen blijven bespreken, en voor deze problemen oplossingen kunnen vinden, in plaats van deze te laten dooretteren. We moeten universele normen vinden, die ons samen brengen in eensgezindheid en broederschap.”
Ik heb Prof. Fang Lizhi nooit ontmoet, maar net als de vele Chinezen, die zich hebben laten inspireren door zijn woorden en daden, denk ik dat zijn standpunt over de kwestie Tibet, in toenemende mate wordt gevoeld door Chinese intellectuelen die echt geven om de toekomst van China. Als zodanig is hij ook een inspiratie voor mij.
Bhuchung K. Tsering