13 February 2013

De 13de Dalai Lama en Tibet

Vandaag, 13 februari 2013, is het de honderdste gedenkdag van de visionaire politieke verklaring van de 13de Dalai Lama over de toekomst van Tibet, afgegeven in 1913. Prof. Ngawang Thondup Narkyid, auteur van “Een Korte Biografie van Z.H. de Dertiende Dalai Lama” gaf op 10 september 2010 een toespraak aan International Campaign for Tibet over “Het leven en de werken van de grote Dertiende Dalai Lama”.

In zijn opmerkingen ging Prof. Narkyid uitgebreid in op de verschillende prestaties van de 13de Dalai Lama en ook op een Engels vertaling van de bovengenoemde verklaring (hieronder weergegeven). Hij verwees naar pogingen van de 13de Dalai Lama om Tibet  in het begin van de 20e eeuw te definiëren als moderne natiestaat. De toespraak omvatte ook de ballingschap van de 13de Dalai Lama in India in 1910-1913, alsmede de toenmalige relatie met Manchu China en Brits-Indië.


De Tibetaanse vlag werd door de 13de Dalai Lama geintroduceerd in 1912

Proclamatie Afgegeven door Zijne Heiligheid de Dalai Lama XIII, op de achtste dag van de eerste maand van het Water-Os Jaar (1913)

Ik, de Dalai Lama, de meeste alwetende bezitter van het Boeddhistische geloof, wiens titel werd verleend op gebod van de Heer Boeddha uit het glorieuze land van India, spreek tot u als volgt:

Ik richt mij tot alle lagen van het Tibetaanse bevolking. Heer Boeddha, uit het glorieuze land van India, voorspelde dat de reïncarnaties van Avalokitesvara, door opeenvolgende heersers vanaf de vroege religieuze koningen tot op de huidige dag, zouden zorgen voor het welzijn van Tibet.

In de tijd van Genghis Khan en Altan Khan van de Mongolië, de Ming-dynastie van de Chinezen, en de Ch’ing dynastie van de Mantsjoe, werkten Tibet en China samen op basis van de patroon en priester relatie. Een paar jaar geleden probeerden de Chinese autoriteiten in Szechuan en Yunnan ons grondgebied te koloniseren. Zij brachten grote aantallen troepen naar het centrum van Tibet onder het voorwendsel van het reguleren van de handelsbetrekkingen. Om deze reden trok ik met mijn ministers weg uit Lhasa naar de Indo-Tibetaanse grens, in de hoop de Manchu keizer door middel van telegraaf te verduidelijken dat de bestaande relatie tussen Tibet en China was gebaseerd op die van patroon en priester, en niet op onderwerping van de één door de andere. Er was geen andere keuze voor mij, dan de grens over te steken, omdat Chinese troepen mij volgden met de bedoeling mij levend of dood gevangen te nemen.
Bij mijn aankomst in India, heb ik een aantal telegrammen verzonden naar de keizer, maar zijn antwoord op mijn vraag werd vertraagd door de corrupte ambtenaren in Peking. Intussen stortte het Manchu rijk in. De Tibetanen voelden zich aangemoedigd om de Chinezen uit het centrum van Tibet te verdrijven. Ook ik keerde veilig terug naar mijn rechtmatige en heilige land, en ik ben nu bezig met het verdrijven van de restanten van Chinese troepen uit DoKham in Oost-Tibet. Op dit moment is de Chinese intentie om Tibet op grond van patroon-priester relatie te koloniseren vervaagd als een regenboog aan de hemel. Na wederom een periode van geluk en vrede voor onszelf bewerkstelligd te hebben, heb ik nu aan ieder van u de volgende taken toegewezen om zonder nalatigheid uit te voeren:
1. Vrede en geluk in deze wereld kunnen alleen bewaard worden door het in stand houden van het boeddhistische geloof. Het is daarom van essentieel belang om alle boeddhistische instellingen in Tibet te behouden, zoals de Jokhang tempel en Ramoche in Lhasa, Samye, en Traduk in het zuiden van Tibet, en de drie grote kloosters, enzovoorts.
2. De verschillende boeddhistische sekten in Tibet moet worden bewaard in een explicitiete  en zuivere vorm. Boeddhisme moet op passende wijze worden onderwezen, aangeleerd, en overgedragen. Behalve voor speciale personen, is het de beheerders van kloosters verboden handel te drijven, geld te lenen, vee in welke vorm dan ook te verhandelen, en / of de onderdanen van anderen te onderwerpen.
3. De burgerlijke en militaire ambtenaren van de Tibetaanse regering moeten zich bij het verzamelen van belastingen of in de omgang met de aan hun gezag onderworpen burgers, met eerlijk en oprecht oordeel van hun taken kwijten, teneinde de overheid tot voordeel te strekken zonder de belangen van de onder hun gezag staande burgers kwetsen. Sommige in Ngari Korsum in het westen van Tibet en in Do Kham in Oost-Tibet geposte ambtenaren van de centrale overheid, dwingen de aan hun gezag onderworpen burgers om tegen hoge prijzen commerciële goederen te kopen en hebben vervoersrechten opgelegd, die de door de overheid toegestane limiet overschrijden. Huizen, onroerend goed en land die behoren tot burgers onder hun gezag zijn in beslag genomen onder het mom van kleine wettelijke overtredingen. Bovendien is de amputatie van ledematen van burgers uitgevoerd als vorm van straf. Voortaan zijn dergelijke zware straffen verboden.
4. Tibet is een land met rijke natuurlijke hulpbronnen, maar is niet wetenschappelijk ontwikkeld, zoals andere landen. Wij zijn een kleine, religieuze en onafhankelijke natie. Om bij te blijven met de rest van de wereld, moeten we ons land verdedigen. In het licht van invasies door buitenlanders in het verleden, zal ons volk mogelijk bepaalde moeilijkheden tegemoet dienen zien, die zij verder moeten negeren. Om de onafhankelijkheid van ons land te bescherm en in stand te houden, moet een ieder op vrijwillig basis hard werken. De onder ons gezag staande burgers, die in de buurt van de grens verblijven, dienen alert te zijn en de overheid door middel van speciale boodschappers op de hoogte te houden van verdachte ontwikkelingen. Onze ingezetenen moeten geen grote conflicten tussen twee naties veroorzaken, als gevolg van kleine incidenten.
5. Tibet, hoewel dun bevolkt is, is een uitgestrekt land. Sommige lokale ambtenaren en landbezitters weerhouden andere mensen uit jaloezie ervan om onbewoond gebied te ontwikkelen, ook al gaan ze dit niet zelf te doen. Mensen met zulke bedoelingen zijn vijanden van de staat en onze vooruitgang. Van nu af aan, is het niemand toegestaan ??om anderen te belemmeren bij het cultiveren van welk beschikbaar onbewoond gebied dan ook. Grondbelastingen wordt niet geind totdat drie jaar zijn verstreken, daarna zal de cultivator van het land ieder jaar in verhouding tot zijn huur aan de overheid en de grondeigenaar belasting moeten betalen. Het land zal toebehoren tot de cultivator.

Uw plichten jegens de overheid en het volk zullen zijn bereikt wanneer u al wat ik hier heb gezegd heeft uitgevoerd. Deze brief dient te worden geplaatst en afgekondigd in elk district van Tibet, en een afschrift daarvan wordt bewaard in elk district in de administratie van de kantoren.

Vanaf het Potala Paleis.
(Zegel van de Dalai Lama)

Bron: W.D. Shakabpa, ‘Tibet: een politieke geschiedenis’

Share this

Het laatste nieuws

15 May 2019

Voor de Nederlandse regering bestaat Tibet niet meer. China Notitie rept met geen woord over Tibet.

Lees meer
4 May 2019

Tibet Actie Team in actie voor Tashi Wangchuk op Bevrijdingsfestival

Lees meer