Vluchtelingverhaal van de Dalai Lama
Op 31 maart 1959 stak de 14e Dalai Lama van Tibet de Indiase grens over bij Khenzimane aan de oever van de Namjiang Chu (rivier) in Tawang. Een paar dagen eerder, in Lhuntse Dzong in Zuid-Tibet, stuurde de Dalai Lama een bericht naar de Indiase premier. Hij vertelde dat China de Tibetaanse regering onder druk zette en dat de situatie gevaarlijk werd. Op 17 maart 1959 schoten Chinese soldaten twee granaten richting zijn huis. Ze konden niet veel schade aanrichten. Omdat zijn leven in gevaar was, slaagde hij en een paar vertrouwelingen erin om dezelfde avond te ontsnappen.
Op 27 maart 1959 kreeg TS Murty, een Indiase ambtenaar in Tawang, te horen dat de Dalai Lama mogelijk India wilde binnenkomen. Murty ging naar de grens om de Dalai Lama te ontvangen en hem te begeleiden naar Tawang, Bomdila en Tezpur. Toen de Dalai Lama in India aankwam, werd hij door de Indiase autoriteiten beschermd en begeleid.
Zijn aankomst in India was een belangrijk moment. De Dalai Lama begon aan een lange reis naar Assam, omringd door journalisten en juichende mensen. Enkele weken later werd hij officieel welkom geheten door de Indiase premier Nehru. De komst van de Dalai Lama zorgde ervoor dat duizenden Tibetanen ook naar India vluchtten. In de jaren daarna vonden meer dan 85.000 Tibetanen een nieuw thuis in India.
De Dalai Lama vestigde zich uiteindelijk in McLeod Ganj, bij Dharamsala. Daar richtte hij een regering in ballingschap op en bleef hij vechten voor de rechten van de Tibetanen. Zijn vlucht en leven in ballingschap zijn symbolen van de Tibetaanse strijd tegen de Chinese overheersing en de zoektocht naar vrijheid voor Tibet.