De toespraak van Sonam Dorjee op de uitvaartceremonie van Takna Jigme Sangpo
Tijdens de uitvaartplechtigheid van Takna Jigme Sangpo op 22 oktober werd een prachtige toespraak gehouden door Sonam Dorjee. Sonam Dorjee heeft enkele jaren de cel in de Drapchi gevangenis gedeeld met Takna Jigme Sangpo.
Toespraak van Sonam Dorjee
Sonam Dorjee is geboren in het dorp Gyama, in het arrondissement Maldro Gongkar (bij Lhasa) in Tibet. In 1992 organiseerde hij samen met vier andere jonge Tibetanen een protest tijdens een grote bijeenkomst van 1200 mensen, waaronder de hoogste communistische functionarissen van Gyama. Ze bestormden het podium met een enorme, zelfgemaakte Tibetaanse nationale vlag. Dat was het allereerste boerenprotest in Tibet. Ze werden allemaal gearresteerd. Sonam Dorjee zat van 1992 tot 2005 zijn straf uit. In de gevangenis onderging hij dertien jaar lang zware martelingen en geestelijke mishandeling. Tegenwoordig woont Sonam Dorjee in Zwitserland.
Deze toespraak werd gehouden tijdens de uitvaartplechtigheid van Takna Jigme Sangpo op 22 oktober 2020.
De gehele toespraak:
“Ik wil de Tibetaanse gemeenschap in Zwitserland en Liechtenstein, Tenzin Sewo en de monniken van het klooster in Rikon danken voor het organiseren van deze uitvaartplechtigheid. En ik wil u allen danken voor uw aanwezigheid samen met ons hier vandaag.
Van 1994 tot 1998 zat ik in dezelfde afdeling van de gevangenis van Drapchi gevangen als Takna Jigme Sangpo. Toen we in de gevangenis aankwamen, pakte Takna Jigme Sangpo ons bij de hand en zei: “Jullie zijn hier allemaal omdat jullie hebben gevochten voor onze vrijheid. Dat doet me veel genoegen. Neem van mij aan dat jullie het hier heel zwaar gaan krijgen en veel te lijden zullen hebben. Maar zorg ervoor dat je in leven blijft! Jullie zijn allemaal nog jong en moeten levend uit deze gevangenis komen, omdat er een tijd en plaats zullen komen om ons verhaal aan de buitenwereld te vertellen.”
Wij noemden hem ‘Pala’. Niemand noemde hem bij zijn naam. Waarom? Toen wij in de gevangenis belandden, zat Pala daar al decennialang vast en toch was zijn moed nog altijd onverminderd. Hoewel hij door de Chinese autoriteiten is onderworpen aan een onvoorstelbare lijdensweg, martelingen en ondervragingen, was zijn overtuiging nog springlevend. Voor ons was hij iemand om tegen op te kijken. Destijds zaten er twaalf gevangenen samen in een cel, maar Pala was in een cel gestopt met maar één andere, niet-politieke gevangene. Er was ook maar één gevangenbewaarder om hem te bewaken.
Ik heb Pala een paar keer in opstand zien komen. Ik weet nog dat hij op een ochtend vanuit zijn cel riep: “Lang leve Zijne Heiligheid de Dalai Lama! Onafhankelijkheid voor Tibet!” De gevangenbewaarder sliep ’s morgens meestal. Maar deze keer werd hij wakker, ging de cel binnen en sloeg zijn handen voor Pala’s mond, waarbij hij hem ernstig verwondde. Vervolgens sleepte hij hem samen met andere bewakers een andere kamer in. Dat was een heel klein vertrek, dat meestal werd gebruikt om mensen te martelen of eenzaam op te sluiten. Na zo’n incident zagen we hem soms drie weken niet, en soms zelfs wel twee maanden. Elke keer dat hij terugkeerde was hij nog even vastberaden. Zijn lichaam was oud en zwak, maar zijn geest bleef sterk. Wij bewonderden hem allemaal, want al was hij in de zeventig, zijn moed was onuitputtelijk. Hij inspireerde ons allemaal, waardoor we zelf meer moed kregen.
Op 4 mei 1998 vierden de Chinezen hun nationale ‘Dag van de Jeugd’. Op die dag brachten ze alle nieuwe gevangenen naar het plein buiten. Pala en ik bleven in onze cel, omdat we oudere gevangenen waren. Ze hesen de Chinese nationale vlag en speelden het volkslied van China. De gevangenen werden geacht hun respect te betonen, maar in plaats daarvan hoorden we lawaai van buiten komen: ze waren aan het protesteren. Er zaten ook niet-politieke gevangenen in die groep. We werden ongerust en renden naar de poort. Sommigen van ons schreeuwden, andere huilden. Plotseling hoorde ik schoten. Het leek alsof er iets onder ons door vloog. Naast me stond een monnik uit het Drigung-klooster, die momenteel nog steeds in Tibet woont. Hij zei: “Ik weet niet wat er met me aan de hand is. Ik voel me zo duizelig!” Ik keek naar hem en zag dat zijn benen onder het bloed zaten. Toen ik nog eens beter keek, zag ik dat ze hem in zijn buik hadden geschoten. Hij had een open wond en aan zijn rug hing vlees naar beneden. We verplaatsten hem met zijn allen en probeerden zijn wond te verbinden met stof. Te midden van die chaos zei Pala: “Alsjeblieft, alsjeblieft, laten we nu ophouden, anders doden ze ons allemaal! Laat mij met ze praten. Ik neem de verantwoordelijkheid.” Hij stapte op een gevangenisfunctionaris af en zei: “Jullie hebben op onze mensen geschoten en ze verwond. Breng ze alstublieft naar het ziekenhuis!” Maar voor hij kon uitspreken, riep de functionaris: “Jij reactionair! Hou je muil!” waarna ze hem begonnen te trappen en te slaan. Hij viel op de grond. De bewakers richtten hun wapens om op hem te schieten, maar alle gevangenen sprongen ertussen, zodat ze het vuur niet openden. Ik keek naar buiten. Over het hele gebouw stonden militairen, met wapens op ons gericht.
Die dag hebben ze ons hard geslagen en weer terug onze cellen in gesleept. Ik weet nog dat alle gezichten met bloed waren bedekt. Ze voerden ons de martelkamers in om ons te ondervragen: “Wie is er met dit protest begonnen? Wie is hier de aanstichter van?” Ze hebben ons dagen en nachten lang in de cellen opgesloten. Na dat incident heb ik Pala niet meer gezien. Op die dag zijn er drie gevangen doodgeschoten, hing één gevangene zichzelf op omdat hij de martelingen niet meer kon verdragen en zijn acht gevangen veroordeeld tot een zwaardere gevangenisstraf.
Ik heb van 1992 tot 2005 gevangen gezeten en dus dertien jaar in de gevangenis doorgebracht. In 2010 ben ik naar Zwitserland gekomen. Ik had gehoord dat Pala in het klooster in Rikon verbleef. Daar ben ik hem gaan opzoeken. Ik zei tegen Pala: “Mijn naam is Sonam Dorjee. Wij hebben tegelijk in de gevangenis van Drapchi gezeten.” Pala negeerde me en zei: “Ik ken jou niet. Je hebt de verkeerde voor je.” En toen heb ik hem verteld over wat er gebeurd was. Ik noemde het nummer van zijn cel en de namen van onze medegevangenen. Ik zag hoe de tranen over zijn gezicht stroomden. Hij omarmde me. Ik begon ook te huilen en voelde me enorm opgelucht, gelukkig en verdrietig tegelijk. We raakten weer hecht bevriend en van 2010 tot 2020 heb ik hem minstens een keer per maand bezocht, totdat de pandemie uitbrak. Ik had niet alleen een hechte band met hem omdat hij mijn medegevangene was geweest, maar ook omdat we medevrijheidsstrijders waren.
Pala heeft zijn gehele leven gewijd aan onze vrijheidsstrijd en ons volk. Ik vraag u allen vandaag om te bidden voor een goede wedergeboorte voor hem.”
Nederlandse vertaling door Taalcentrum-VU