26 August 2011

Verenigde Naties: Nepal dringend verzocht geen Tibetanen naar China terug te sturen

Op 25 januari heeft de VN-Mensenrechtenraad in Geneve Nepal aan een kritisch mensenrechtenonderzoek (Universal Periodic Review, UPR) onderworpen, en mensenrechtenambassadeur Dinesh Bhattarai verklaarde dat er geen sprake is van deportatie van Tibetaanse vluchtelingen.

De Nepalese delegatie reageerde daarmee op een verklaring van de Amerikaanse delegatie, die erop aandrong dat Nepal ‘Tibetaanse asielzoekers net als in het verleden een veilige doortocht zou blijven garanderen en zou afzien van het onder dwang terugsturen van Tibetaanse asielzoekers naar China’.

‘Wij waarderen het dat de Amerikaanse regering de benarde situatie van Tibetaanse vluchtelingen in Nepal onder de aandacht heeft gebracht. Maar we zijn geschokt dat de Nepalese delegatie stelselmatig ontkent dat Tibetaanse vluchtelingen worden uitgewezen, terwijl de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR), regeringen, ngo’s en de media verschillende voorbeelden hiervan hebben gedocumenteerd,’ aldus Tsering Jampa, directeur van ICT Europe.

Hoewel de Nepalese delegatie werd geleid door vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken mevrouw Sujata Koirala, was het de Nepalese ambassadeur die de UPR-commissie vertelde: ‘Wat de Tibetaanse vluchtelingen betreft heeft Nepal aangegeven dat het niet toestaat dat zijn grondgebied wordt gebruikt tegen buren of andere landen. Iedereen die de immigratiewetten of andere wetten schendt, wordt behandeld volgens het toepasselijke recht in ons land. Er is geen sprake van gedwongen deportaties.’

In een vooraf ingediende schriftelijke bijdrage vroeg Zwitserland: ‘Welke maatregelen gaat de regering nemen om te garanderen dat de vluchtelingenstatus van Tibetanen in Nepal wordt erkend volgens internationale normen?’

Toen het conceptrapport over Nepal op 26 januari werd aangenomen door de werkgroep van de Mensenrechtenraad inzake de Universal Periodic Review (UPR), weigerden de Nepalezen de aanbevelingen van de Amerikaanse delegatie over te nemen, namelijk: ‘bescherming bieden aan kwetsbare vluchtelingen door de vluchtelingenpopulatie de gelegenheid te geven zich in Nepal te registreren en door af te zien van het onder dwang terugsturen van Tibetaanse asielzoekers naar China.’ In een poging zijn positie toe te lichten veranderde Nepal zijn toon en benadrukte nogmaals dat ‘er geen beleid bestaat dat zich richt op het gedwongen terugsturen van de vluchtelingen.’

We gaan terug naar 31 mei 2003, toen de UNHCR in een persverklaring zijn grote zorg uitte over het lot van 18 Tibetaanse asielzoekers die door Nepal naar China waren uitgewezen. Volgens die verklaring hebben de Nepalese autoriteiten ‘besloten om de uitzetting zaterdag door te laten gaan, en hebben ze lastminuteverzoeken van het VN-Vluchtelingenbureau en mensenrechtengroeperingen naast zich neergelegd. De UNHCR was ter ore gekomen dat zich in de uitgewezen groep acht alleenstaande minderjarigen bevonden, van wie sommigen nog maar 13 jaar waren.’ Functionarissen rond de UNHCR beschreven deze actie als een schaamteloze schending van Nepals verplichtingen onder internationaal recht.

Zoals vastgelegd in onze jaarlijkse Dangerous Crossing-verslagen, dringt ICT er in een schriftelijke bijdrage aan het UPR-rapport op aan ‘dat Nepal zich houdt aan het principe van ‘niet uitzetten’ (non-refoulment), door passende beleidsmaatregelen en administratieve stappen te nemen die bestaan uit: geschreven instructies aan immigratiemedewerkers en de grenspolitie en het trainen van de Nepalese politie, veiligheidsdiensten en immigratieautoriteiten in de juiste procedures en volgens de normen van internationale mensenrechten’.

Nepal verwierp ook de aanbeveling van Algerije, Moldavië, Nederland, Slovenië en Zwitserland. Deze landen drongen er bij Nepal op aan zich aan te sluiten bij het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen uit 1951 en het aanvullend protocol uit 1967. Ook de oproep van Nederland om nationale wetgeving aan te nemen betreffende de rechten van vluchtelingen en asielzoekers wees Nepal van de hand.

ICT uitte zijn zorg over het feit dat de autoriteiten hebben nagelaten identiteitskaarten te verstrekken aan alle vluchtelingen die voldeden aan de door de regering gestelde criteria. Duizenden daarvoor in aanmerking komende vluchtelingen hebben jaren moeten wachten tot het verwerken van de kaarten werd hervat.

ICT heeft opgeroepen tot duurzame oplossingen voor lang in Nepal verblijvende vluchtelingen. We hebben ook onze bezorgdheid geuit over praktijken van preventieve detentie en de grootschalige inzet van veiligheidstroepen die in Nepal verblijvende Tibetanen intimideren. Ook werd de Nepalese delegatie verzocht ervoor te zorgen dat de Tibetanen een eerlijke behandeling krijgen volgens Nepalees recht.

Op 13 april 2007 heeft de VN-Commissie tegen foltering na lezing van het tweede rapport van Nepal haar ‘bezorgdheid geuit over beschuldigingen dat Nepal Tibetaanse asielzoekers zou hebben uitgewezen, wat een schending is van het verbod op uitzetting’ zoals geformuleerd in artikel 3 van het Verdrag tegen foltering. De VN-Commissie vroeg Nepal ook om ‘wetgeving aan te nemen die uitwijzing van personen zonder geldige juridische procedure verbiedt…, informatie te verschaffen aan de Commissie over alle gevallen waarin mensen sinds 1994 zijn uitgeleverd, verwijderd, gedeporteerd, gedwongen teruggekeerd en uitgezet, en informatie te verstrekken over gevallen waarin uit vrees voor foltering van deportatie is afgezien.’

De Nepalese NGO Coalition for the UPR, die 235 mensenrechten- en burgerrechtenorganisaties vertegenwoordigt, sprak op 25 januari haar teleurstelling uit over de opstelling van de Nepalese delegatie tijdens het UPR-onderzoek. Het ging daarbij om ‘de retorische uitspraken van de regeringsdelegatie en het feit dat Nepal niet bereid was concrete toezeggingen te doen over het vervullen van zijn plichten inzake mensenrechten en daar een tijdpad voor te noemen’. Daarnaast uitte de Coalition haar ‘zorg over het feit dat de regeringsdelegatie verklaarde dat er geen systematische martelingen plaatsvinden in Nepal, ondanks goed gedocumenteerde en overtuigende rapporten van systematische martelpraktijken door de Nepalese veiligheidsdiensten.’

Volgens de VN-Mensenrechtenraad zal de UPR-werkgroep aan het eind van deze twee weken durende bijeenkomst de mensenrechtenrapporten van 159 landen (van de totaal 192 lidstaten van de Verenigde Naties) hebben bestudeerd, en in december 2011 zullen alle VN-lidstaten aan dit mensenrechtenonderzoek zijn onderworpen. 

De UPR is op 15 maart 2006 via resolutie 60/251 in het leven geroepen door de Algemene Vergadering van de VN. Met die resolutie werd ook de Mensenrechtenraad zelf opgericht. Het is een proces op coöperatieve grondslag en het is de bedoeling dat eind 2011 de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten is onderzocht. Er bestaat op dit moment geen ander mechanisme dat voor alle lidstaten geldt. De UPR is een van de speerpunten van de nieuwe Mensenrechtenraad en dit systeem herinnert landen aan hun verantwoordelijkheid om alle mensenrechten en fundamentele vrijheden volledig te respecteren en te implementeren. Het uiteindelijke doel ervan is de mensenrechtensituatie in alle landen te verbeteren en mensenrechtenschendingen overal ter wereld aan te pakken. De UPR-werkgroep zal aan het eind van deze twee weken durende bijeenkomst de mensenrechtenrapporten van 159 landen (van de totaal 192 lidstaten van de Verenigde Naties) hebben bestudeerd, en in december 2011 zullen alle VN-lidstaten aan dit mensenrechtenonderzoek zijn onderworpen.

Share this

Het laatste nieuws

15 May 2019

Voor de Nederlandse regering bestaat Tibet niet meer. China Notitie rept met geen woord over Tibet.

Lees meer
4 May 2019

Tibet Actie Team in actie voor Tashi Wangchuk op Bevrijdingsfestival

Lees meer